Vijf mannen, fors en sterk,
Trekken uit, en zoeken werk,
In 't schilderachtig landschap rond Muno, België's kant,
Waar de natuur in overvloedig geschenk het hart verpandt.
Zij binden hun schoenen stevig aan,
Om onverschrokken op pad te gaan.
Met de rugzak zwaar, maar het hart zo licht,
Beginnen ze samen aan hun voetreis, 't gezicht.
Over heuvels en dalen, nauw en breed,
De lucht is fris, de aarde heet.
Ze delen verhalen, lachen en zingen,
Terwijl een dag van avontuur ze vleugels in 't wandelen gaan brengen.
Ze bereiken de abdij van Orval, trots en oud,
Een heilige plaats in het woud.
Ze bewonderen de gewelven, stil en diep,
Waar menige monnik zijn plechtige belofte houdt.
Bij het zien van de bieren, heerlijk en puur,
Voelen ze zich thuis in de eeuwenoude muur.
De abdij van Orval, een schat zo zeldzaam,
Verzoent hun ziel op zo'n moment daar.
Terug naar hun kamp, de nacht valt snel,
Onder de sterrenhemel, alles voelt zo fel.
Het vuur wordt aangestoken, de grill in volle gloed,
Vlees wordt geroosterd, genieten ze zoals het moet.
De lach en het lied klinken door de nacht,
Elk glaasje gedeeld met vreugd en zachte kracht.
De barbecue rookt, het bier vloeit rijkelijk,
Zo eindigt de dag, gezellig, en bijzonder eerbiedig.
Een wandeltocht die verhalen spon,
Vijf mannen, hun vriendschap zonder bron,
In Muno, het Belgisch land zo zoet,
Ontdekken ze de wereld, en 't leven voelt goed.
Comentarios